Nee, nu niet, nu niet, nee. Midden in de nacht.
Waar moet je heen, nu er niemand op je wacht?
Ja, 't is beter dat ik ga op dit hondse uur,
Ik ken 't wel, je went eraan op den duur.
Of praten we nog door langs het eeuwenoude spoor
Van misverstand en angst.
Tot diep in de woestijn, waar geen sporen meer zijn.
Voor de eenzaamheid het bangst.
Refrein:
Nee, ik wil niet dat je gaat.
Het kan niet na zo lang.
Ik ben niets waard, alleen met jou ben ik een man.
Nee, vlucht niet voor de pijn,
Blijf jezelf trouw.
De vrijheid is een snol, alleen bij mij ben je een vrouw.
Hoor, ze krijsen in de straat, zijn hun dromen kwijt.
Ze willen wraak op de leugens van de tijd.
Nee, doe je laarzen uit. Buiten gaat het mis.
Je bent een scherf die niet meer in te passen is.
Het was niet zo bedoeld, je hebt het alleen maar zo gevoeld
Door je woede en je trots.
De woorden en hun waan, hoe ze langs de waarheid gaan
Als water langs de rots.
Refrein.
Kom, vergeet die flauwekul, 't is veel meer,
Onder alles door, straks weet je 't weer.
Ja, het tij gaat op en af, we drijven erop mee,
We zijn het niet, het is het woelen van de zee.
Oe, als straks het vuur weer laait en door de sappen graait
Als een wild en gulzig kind,
Dan vinden we het terug, in een vloek en een zucht,
Het domme leven van de wind.
Refrein.